-
1 snuggle
v. zich nestelen; (lekker onder de dekens) kruipen[ snugl]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
2 snuggle up to someone
snuggle up to someone -
3 nestle
n. Zwitsers bedrijf met hoofdkantuur in Vevey, wereldwijde producent van voedingsmiddelen[ nesl]1 zich nestelen ⇒ lekker (gaan) zitten/liggen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vlijen
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский